‘Raja!’ riep de merrie vrolijk uit. Haar passen versnelde zich naar een hoog tempo. En voor ze het wist had ze haar grijze neus in de zwarte manen van de hengst gedrukt. Ze kneep haar gifgroene ogen dicht, en snoof de geur van de hengst op. Hij was leider van de kudde, wiens gebied grensde aan het gebied van haar vaders kudde. Al jaren hadden de twee kuddes een hekel aan elkaar, en dan vooral had haar vader een hekel aan Raja. Maar ze was dol op de hengst, en hij op haar. En dat plaatje klopte toch? Ze waren elkaar partners, en niks zou daar nog tussen komen. Ze deed alles voor de hengst. Een glimlach sierde haar gezicht en opende haar ogen weer. Ze keek op in de vriendelijke, donkerbruine ogen van de hengst voor haar. Het was donker in de ruïne van een oud kasteel dat honderden jaren geleden was bewoont door mensen, maar het was nu al eeuwen verlaten, en het kasteel stortte steeds meer in, maar het was nog in staat. Het was de enige manier voor de merrie om bij Raja te komen. Het was een heus labyrint, maar ze spraken altijd op deze plek af. Die tussen de stenen muren die hen beschermden. Iemand die de wegen hier niet kende, zou hopeloos verdwalen. Maar de merrie kende het kasteel op haar duimpje. ‘Ik heb je gemist, ik word steeds omsingeld door die stomme wachters van mijn vader. Hij weet niet waar ik heen ga als ik verdwijn om naar jou te gaan. En dus laat hij mij vierentwintig uur per dag beschermen. Enkel ’s nachts kunnen wij hier afspreken, als onze kudde slaapt. Sorry Raja, maar het wordt te moeilijk voor mij om hier heen te keren. Bij de volgende volle maan zal ik komen. Het valt te vaak op als ik steeds wegga,’ zei de merrie bedroefd. Ze werd inderdaad 24/7 in de gaten gehouden door hengsten die voor haar vader werkten. Hij wilde niet dat ze steeds verdween. En als hij wist dat ze een relatie had met Raja… Dan zou haar geliefde hengst omkomen. Haar vader zou geen moeite hebben om de hengst dan te vermoorden. En daarom was het vreselijk moeilijk, en er stond een groot risico op gestempeld. Maar ze kon niet zonder de hengst, ze kon niet zonder Raja.
Met tranen in haar ogen schudde ze die gedachte weg. Het had als een film voor haar ogen afgespeeld. Een traan gleed over haar wang heen. Over haar parelwitte vacht. Ze probeerde het weg te laten gaan door op haar lip te bijten. Ze kon nog steeds niet zonder hem. Ze kende gewoon geen leven zonder hem. Hij was het enige wat ze had. Het enige wat ze ooit in haar leven had begeerd. Waar ze écht van had gehouden. Geen enkel iemand kon dat gat in haar ziel vullen. Geen enkel wezen, dier.. Geen enkel paard. Geen enkele hengst kon aan hem typen. Hij was de enige waar ze echte liefde voor had gevoeld. Liefde, zo puur. Het kwam recht uit haar hart. Die liefde... Die liefde was zeldzaam, bij iedereen. Iedereen kreeg dat maar een keer in zijn leven. En zij, haar moment.. Dat was voorbij. Hij was dood. Vermoord. Het leven uitgezogen alsof een demon meester van hem werd. Door zijn zilveren ziel kroop, en alles roetzwart maakte. Ze zag hoe het leven in de ogen van haar geliefde hengst was weggeëbd. Raja...
De nachten waren het moeilijkst. Dan kon ze niet meester zijn van de dromen die ze dan kreeg. Steeds werd die vreselijke film weer afgespeeld. En steeds wilde ze haar ogen dichtknijpen, maar iets dwong haar om te kijken. Ze wilde niet, alles in haar wilde dat niet. Maar elke dag maakte ze dat weer mee. Elke nacht, het was een kwelling. Een marteling. Een demon had 's nachts haar lichaam in zijn macht. De dienaren van de duistere zijde. Vaag kon ze de verhalen herinneren die haar moeder haar vertelde. Over de oorlog van goed en kwaad. Dat die eeuwig bezig was, en eeuwig zou gaan duren. Soms was er ergens op de wereld een wapenstilstand. Maar iedereen van de slechte kant verafschuwde de goeden, en de goeden verafschuwden de slechten. Waarom was het leven zo? Waarom was het leven zo oneerlijk? Wie had daarvoor gezorgd. Iemand was ermee begonnen. Iemand was begonnen slecht te zijn. Geen idee wie het was, maar als ze kans had het alles terug te draaien. Zou ze daarvoor haar leven geven. Dat alles in vrede kon zijn, dat de wereld een geheel was. En niemand elkaar kwaad deed.
Die perfecte wereld moest ze vergeten. Dat was onmogelijk. Er was al een eeuwenlange strijd. Maar, het was nutteloos?! Waarom deed men dat. Door oorlogen en gevechten bracht men alleen maar pijn en verdriet. Angst en dood. Die slechten? Die lachten erbij alsof het een spel was. Ze schudde haar hoofd. Waarom... Waarom? Kon echt niemand het haar vertellen? Wat ging in die hoofden rond van die beesten. Van die monsters. Ze snoof eens in zichzelf. Ze ging teveel op in haar gedachten. Dat moest ze niet doen. Al waren haar gedachten de enigen waarmee ze kon praten. Waar ze haar woede, verdriet en pijn in los kon laten. Niemand kreeg haar verdriet en pijn ooit te horen. Dat zouden ze niet begrijpen. Dood is dood. Misschien moest ze ook maar dood... Dan kon ze bij Raja zijn.
Die gedachte schudde ze weer weg. Raja zou willen dat ze doorzette. Dat ze iets goeds deed voor de wereld. Ze moest sterk zijn. Ze moest sterk en dapper zijn voor Raja. Ze zou hem trots maken. Even liet ze een verdrietige kreet horen. Kon ze maar met hem praten. Maar hij had de kracht niet om haar gedachten binnen te zweven. Was ze maar paranormaal. Kon ze maar met geesten praten... Als geesten überhaupt wel bestonden...
Opeens kreeg ze iemand in het oog.. Had ze zo lang bij dit riviertje gestaan? Hoe lang was ze hier al.. Ze was het besef tussen tijd en werkelijkheid kwijtgeraakt. Angstig door het plotselinge bezoek van de bonte hengst sprong ze opzij. Wie was hij? Wat dacht hij wel niet. Bang dat de hengst haar iets aan wilde doen, maakte ze zich klein. Angstig, haar hoofd laag keek ze hem even aan. Toen hij vriendelijk uit zijn ogen keek, werd ze een beetje gerust gesteld. Misschien was hij zo slecht nog niet.. Maar het kon een fout zijn. Met haar heldere gifgroene ogen zocht ze zijn blik, om misschien iets te vinden. Maar durfde ze dat wel. Haar achterhoeven schuifelden een beetje achteruit. Ze hield niet zo van bezoek. En al helemaal niet van hengsten. Ze hield er niet zo van, sinds haar ‘ongelukje’. Haar hele leven eigenlijk al niet. Ze gooide die gedachte weer weg en concentreerde zich weer op de hengst.